Volgens planning stellen Provinciale Staten op 17 december a.s de inpassingsplannen Flevokust vast. Om de gemeenteraad van Lelystad hierover horen is er op 18 september jl. een hoorzitting georganiseerd. Het bleek duidelijk in een behoefte te voorzien want voor de gemeenteraadsleden was er nog veel onduidelijk.

De Statenfractie steunt de ontwikkeling van Flevokust op voorwaarde dat de gemeente en provincie gezamenlijk optrekken, er één plan komt voor het hele gebied (binnen- en buitendijks), de milieueffectrapportage wordt aangevuld en er een meerjarige sluitende exploitatie is met beheerbare risico’s.  Sjaak Kruis (fractievoorzitter GroenLinks Lelystad) bracht tijdens de hoorzitting het volgende naar voren

Meneer de voorzitter. Dank u voor de gelegenheid onze opvattingen uiteen te zetten. Ik mag dat doen namens een aantal partijen uit de raad van Lelystad, nl. D66, GroenLinks en de fractie die gevormd wordt door mevr. Van de Watering en de heer Ismaili Alaoui. In aanvulling op de bijdrage vanuit de coalitiepartijen willen we graag het volgende opmerken.

  • Wij steunen de inhoudelijke keuze voor variant 4 ten aanzien van een havenontwikkeling. Wij hechten, evenals de coalitiepartijen, zeer aan de door de gemeenteraad vastgestelde uitgangspunten zoals vastgelegd in de brief van de raad die u vlak voor de zomervakantie bereikt heeft. De uitwerking van het haven-deel is wat ons betreft in overeenstemming daarmee. We begrijpen dat de belanghebbenden in de omgeving goed bij uw planvorming betrokken zijn; iets waar wij zeer aan hechten. Dat neemt niet weg dat er bij ons nog wel een aantal zorgen leven. Die willen we graag aan de orde stellen, maar eerst willen we nog een aantal opmerkingen maken om e.e.a. in de juiste verhoudingen te plaatsen.
  • Wij pleiten voor uiteindelijk één plan dat het hele gebied bestrijkt. Een plan dat zowel het inpassingsplan als het door de gemeente te maken bestemmingsplan (incl. bedrijvenlijst) omvat. Alleen zo worden onderlinge overgangen en relaties goed geborgd, en wordt de relatie met de omgeving (tot aan de agrarische en de bebouwde omgeving) planologisch goed gezekerd. Dat betekent dat de MER op dat punt verder uitgewerkt moet worden. Zo zijn nu de cumulatieve uitwerkingen van andere ontwikkelingen in het gebied niet meegewogen. En zouden ook de consequenties daarvan voor de ontsluiting volledig onderwerp van het onderzoek moeten zijn.
  • Het sluitend krijgen van de exploitatie in de combinatie van het havendeel en het bedrijventerrein deel is voor ons van groot belang bij de uiteindelijke afweging. We hebben nu zicht op een deel daarvan, maar maken ons nog wel zorgen over het geheel. Van het bedrijventerrein-deel hebben we op dit moment nog niets gezien. Onduidelijk is ons bijvoorbeeld nog hoe de inpassing in de omgeving plaatsvindt, de inhoudelijke uitwerking en ontsluiting, hoe omgegaan wordt met de milieuproblematiek en de bedrijvenlijst. Daarover moeten we later besluiten nemen en op basis van dan voorliggende besluiten een visie ontwikkelen op de haalbaarheid. Het is daarom erg jammer dat beide plannen (inpassingsplan en bestemmingsplan) niet gelijktijdig aan ons worden voorgelegd.
  • Wij pleiten voor het maken van transparante afspraken over handhaving en toezicht, vanuit voldoende inzicht in de veiligheidsrisico’s, tussen ondernemers, bewoners en de omgevingsdienst. Daartoe zou een monitoringsgroep moeten worden opgericht waarin alle betrokken partijen zijn vertegenwoordigd.

Dat brengt ons bij onze zorgpunten die wij nu deels als retorische vraag neerleggen maar voor ons bij de afweging van de voortgang voor het terrein besliscriteria zijn:

  • Ons is onduidelijk waarom de provincie in de planvorming nu sneller gaat dan de gemeente. Snelheid bedreigt de zorgvuldigheid en het grote belang van dit project;
  • Bij het exploitatieplan wordt er, nemen wij aan, van uit gegaan dat de gemeente inderdaad het bedrijventerrein aan gaat leggen. Onduidelijk is ons wat het betekent voor de businesscase van de partij die de haven gaat exploiteren als de gemeente niet besluit tot ontwikkeling over te gaan. Dat moet toch gevolgen hebben voor het provinciale exploitatieplan? Die zouden inzichtelijk gemaakt moeten worden.
  • Hetzelfde geldt als de gemeentelijke plannen meer restricties gaan omvatten dan nu verondersteld. Als bijvoorbeeld verdere beperkingen worden opgelegd aan de vestigingsvoorwaarden vastgelegd in de bedrijvenlijst, zoals bijvoorbeeld een eis dat alle bedrijfsactiviteiten binnen dienen te gebeuren (behalve hijsen vervoeren en dergelijke).
  • Overigens gaan wij ervan uit dat het als bijlage toevoegen van een bedrijvenlijst aan het inpassingsplan een omissie is. Voor zover ons bekend wordt er nog volop overleg gevoerd over de bedrijvenlijst en hoort die (bij de huidige gescheiden planontwikkeling) bij het natte bedrijventerrein.
  • Onduidelijk is ons ook hoe het zit het met de subsidies. De provincie zou duidelijk moeten maken of die specifiek zijn toegekend voor het havendeel, voor het bedrijvendeel of voor het geheel. M.a.w: blijven die ook beschikbaar als de gemeente onverhoopt afziet van het natte bedrijventerrein? Of kan dit er toe leiden dat de provincie dan uiteindelijk toch ook een inpassingsplan maakt om toch het bedrijventerrein aan te leggen?
  • Iets dergelijks geldt voor de crisis en herstelwet. Onduidelijk is ons welk plan, of welke plandelen vallen daar nu onder vallen. En wat de eventuele consequenties van het uit elkaar trekken van beide delen daarvoor zijn (denk daarbij aan bv MER-plichtigheid). Het zou goed zijn als daar expliciet op ingegaan wordt;
  • Wij zijn ten aanzien van MER verontrust over het in onze ogen onvoldoende helder in beeld zijn van de mogelijke gevolgen van de haven en bedrijventerreinontwikkeling voor het Biologisch landbouwgebied, ook een economische motor van de stad.
  • Wij maken ons zorgen over de landzijdige ontsluiting van haven en industrieterrein samen en de bekostiging daarvan. Een ontsluiting via A6 Klokbekerweg is in onze ogen de meest logische. Ons inziens moet u bereid zijn om dit en de cumulatieve effecten m.b.t. ontsluiting tussen de twee rotondes alsnog te onderzoeken. Niet in het minst omdat er ook en verdere groei is voorzien van Bataviastad.
  • We missen opleidingsmogelijkheden en voor de wijze waarop andere bedrijven dan de huidige geworven moeten worden een goede economische toekomstverkenning.
  • En last but not least: de motivatie achter deze plannen is de werkgelegenheid. Ons is niet duidelijk hoe u garandeert u dat er straks voldoende arbeidsplaatsen worden gerealiseerd. Het zou goed zijn daarvoor normen in inpassingsplan / bestemmingsplan op te nemen.