De gemeente Lelystad en Havenbedrijf Amsterdam hebben het initiatief genomen voor de ontwikkeling van Flevokust, een multimodale overslaghaven. Hier moet onder andere een recycling bedrijf komen wat secundaire bouwmaterialen en AEC bodemassen verwerkt. De provincie ziet de buitendijkse overslaghaven als een uitgelezen kans om de economie in Flevoland te versterken en is voornemens vijf miljoen bij te dragen aan de ontwikkeling.
Afgelopen opinieronde op 5 juni jl. hebben verschillende Statenfracties kritische vragen gesteld. Wegens tijdgebrek wordt de vergadering voortgezet op 3 juli a.s. en vervolgens zal Provinciale Staten een besluit nemen over deelname aan Flevokust C.V.

Het is de bedoeling dat Van Bentum Recycling Centrale (BRC) uit Rotterdam met geupcycelde AEC bodemassen de op- en overslaghaven ophoogt en later het bedrijventerrein. Volgens de huidige wet- en regelgeving is dit niet mogelijk. Daarom is de toepassing van de crisis- en herstelwet aangevraagd. Alleen door toepassing van de schoongemaakte bodemassen is Flevokust levensvatbaar. Als werkvoorraad mag BRC straks maximaal een miljoen ton nog verontreinigd bodemas op Flevokust hebben liggen. Dit is afkomstig uit binnen- en buitenland. Het bedrijf moet maatregelen treffen om verwaaiing en uitloging tegen te gaan.

GroenLinks is positief over het principe van recycling en upcycling van secundaire bouwmaterialen en het sluiten van kringlopen. Ook het gebruik van scheepvaart voor het vervoer van goederen in plaats van vrachtwagens juichen wij toe. Dat wil echter nog niet zeggen dat we ook staan te juichen bij de huidige plannen van Flevokust. In tegendeel zelfs.

Bij bedrijven die secundaire bouwstoffen zoals de AEC bodemassen gaat verwerken is goede controle op de naleving van de milieuvergunning noodzakelijk. Provincie Flevoland is bevoegd gezag voor de vergunningverlening en handhaving van het recycling bedrijf. Als de provincie met € 6,3 miljoen gaat participeren in Flevokust is er sprake van ongewenste belangenverstrengeling (‘dubbele pettenproblematiek’). De belangenverstrengeling zal invloed hebben op de vergunningverlening en handhaving. Als Provincie moet je nooit in een dergelijke situatie willen komen. Daar komt bij dat het recycling bedrijf BRC bekend staat als een bedrijf wat de grenzen van de wet- en regelgeving opzoekt. Het is ook meerdere malen beboet.

De handhaving van de verwerking en opslag van AEC bodemassen baart GroenLinks, en ook de omwonenden, zorgen. Verwaaiing van die bergen AEC bodemassen is een groot risico en is bijvoorbeeld voor de (biologische) landbouw in de omgeving een reel gevaar. 

Volgens een korte marktanalyse, gedaan door de initiatiefnemers zelf, is er veel vraag naar dergelijk bedrijventerreinen. Maar werd dat ook niet gedacht van het bedrijventerrein OMALA? Daar is nog steeds geen hectare verkocht. GroenLinks pleit daarom voor een uitgebreide en gedegen marktanalyse, uitgevoerd door een onafhankelijke partij. Dat vormt een betrouwbaardere basis voor een dergelijke grote investering.

Verder verbaast het de GroenLinks Statenfractie dat het project alleen maar door kan gaan door forse overheidssteun (€ 0 miljoen!) en bij toepassing van de Crisis- & Herstelwet (CHW). Ondanks de (beweerde) interesse bij het bedrijfsleven zijn er kennelijk geen private investeerders te vinden.

De provincie loopt niet alleen risico met haar eigen geïnvesteerde vermogen (€  6,3 miljoen). Als BRC failliet gaat is de provincie ook verantwoordelijk voor het afvoeren van een miljoen ton AEC bodemassen en het schoon opleveren van het terrein. Daar zullen ook miljoenen euro's mee gemoeid zijn. Alles bij elkaar dus een groot risico.