Op de site, Visie op Flevoland , vind je alle informatie over de start en hoe dit heeft doorgelopen tot de bijeenkomst op 20 april. Tijdens de bijeenkomst is de eerste editie van de Flevo-perspectieven gepresenteerd. Deze zijn gebaseerd op de vele gesprekken die in de afgelopen weken zijn gevoerd met een groot aantal topexperts over de toekomst van de provincie Flevoland. Daarin zijn ontdekkingen, trend en ontwikkelingen naar voren gekomen waar tijdens de bijeenkomst dieper op is ingegaan.
Op 16 maart 2016 was Simon Miske bij de ateliersessie ‘Mobiliteit van de Toekomst’. Wat zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid? Welke lange termijnontwikkelingen zijn er te onderscheiden en wat betekent dit? Één van de gasten was de Vlaming Kris Peeters. Zijn visie op weg met trends was een interessante en bovendien erg leuk om te lezen.
Weg van de trends – Door Kris Peeters
De toekomst is een hot item tegenwoordig. Verwonderen mag dat niet. Als de actualiteit zo spannend is als vandaag, is het maar normaal dat mensen benieuwd zijn naar de afloop. Zelf ben ik daar geen uitzondering op en dus aanvaardde ik de uitnodiging van de provincie Flevoland om op 16 maart mee te komen reflecteren over de toekomst van de mobiliteit.
Het was in Lelystad te doen en vooraf had ik nog een beetje tijd om wat rond te struinen in het centrum. “En, wat vond je ervan?” informeerde medewerkster Irene From naar mijn bevindingen. “Jullie zouden meer oude gebouwen moeten hebben,” antwoordde ik. Niet de gedroomde binnenkomer op een namiddag over de toekomst, maar ook niet helemaal irrelevant voor de praktijk. Het nieuwe Flevoland zou alvast kunnen ophouden met het slopen van oude gebouwen. Die zorgen niet alleen voor een onmisbaar patina, ze geven ook nieuwe economische en culturele activiteiten kansen die ze in per definitie duurdere nieuwbouw nooit kunnen krijgen. Zie Jane Jacobs, wie anders.
Hans Hilbers van het Planbureau voor de Leefomgeving beet de spits af en lichtte een tip van de sluier van de toekomst. Tot 2050 zelfs. Dat kan overmoedig lijken in een razendsnel veranderende wereld, maar evengoed is het een veilige keuze: hoe verder vooruit, hoe groter de kans dat de voorspellers veilig gestorven zijn wanneer hun beweringen weerlegd worden door de werkelijkheid. Eerlijk gezegd heb ik het lastig met dit soort oefeningen. Zo wordt steevast in het ongewisse gelaten of het om een verwachte dan wel gewenste toekomst gaat. Hier was sprake van “scenario’s”, te weten een ‘hoogscenario’ (hoge demografische en economische groei) en een laagscenario (lage demografische en economische groei). De verwachting is dan dat we ‘ergens in die vork’ zullen uitkomen. Tenzij er onverwachte dingen gebeuren. Want daar heeft men abstractie van gemaakt. Gemakshalve, wat helaas niet synoniem is met ‘voorzichtigheidshalve’.
De zelfrijdende auto? De elektrische fiets? Voorlopig geen rekening mee gehouden. Wat de eerste betreft is de toekomst nog te onzeker. Wat de tweede betreft: “Nou ja, er is voor de berekeningen gebruik gemaakt van een ‘automodel’.” Dat vroegere voorspellingen van dat model, bijvoorbeeld wat betreft de groei van het autoverkeer, niet bewaarheid werden, wijst trouwens niet op de onbetrouwbaarheid van het model. Wel dat de realiteit “wat achterstand heeft opgelopen”.
Daar heeft het PBL een punt. Als de geschiedenis gewoon doorgaat, weten we perfect wat er morgen en overmorgen zal gebeuren. Als er al één grote trend is, dan wel dat trends almaar korter duren. De les is dan dat we ons moeten hoeden voor de ‘trendillusie’. We moeten vooral niet denken dat de toekomst een heden in XL-formaat zal zijn.
Geloof het of niet, die onschuldige namiddag kribbelde ik bij ‘verwachte groei van OV-gebruik’ de volgende bedenking neer: “wat als er morgen terreuraanslagen zijn op het openbaar vervoer?”. De toekomst staat soms eerder aan de deur dan je met haar hebt afgesproken.
Verstandig denken over de toekomst betekent dat we rekening houden met wat Nassim Taleb ‘zwarte zwanen’ noemde: onverwachte gebeurtenissen die de regels van het spel ingrijpend beïnvloeden. Dat betekent niet dat we niets kunnen doen. We organiseren ons zo dat we bij onzekerheden meer te winnen dan te verliezen hebben. Als de energiebevoorrading een onzekere factor is en het huidige systeem al tegen z’n capaciteitsgrenzen aanbeukt, moeten we niet kiezen voor oplossingen die ons nog autoafhankelijker maken. De vraag of auto’s binnenkort zelfrijdend, elektrisch of allebei zullen zijn wordt dan plots bijkomstig. Het komt er op aan tot een stadsplattegrond te komen die ook functioneert als de mobiliteit terugvalt op lopen, fietsen en openbaar vervoer. Dit laatste had ik zelf kunnen verzinnen, maar het is van de Nederlandse ingenieur Boudewijn Bach. In het licht van de klimaatverandering kunnen we dat nog aanvullen: met meer beschutting tegen extreme weersomstandigheden (zon, regen, wind), minder verharde oppervlakte en meer nabijheid (dus meer verdichting en een gezonde mix van functies) zitten we altijd goed – of (elektrische) fietsen, deelauto’s en openbaar vervoer nu een hoge vlucht nemen of niet. Als ze het doen: des te beter. In het andere geval: geen ramp.
Over naar Thomas Straatemeier van Goudappel Coffeng die verslag deed van een onderzoek naar hoe jongeren denken over openbaar vervoer. Dat staat soms verrassend haaks op hoe ze het gebruiken. Of net niet gebruiken. Jongeren zeggen het ene en doen het andere. Ten kwade en ten goede. De grote idealisten in woorden blijken in daden de grootste zondaars. En omgekeerd. Ziedaar nog een les in bescheidenheid: wij zijn geneigd te vertrouwen op logisch samenhangende verhalen, maar misschien is net inconsistentie wel een belangrijke menselijke constante. De spreker pleitte dan ook voor een pragmatische aanpak, door ‘te te proberen en daarvan te leren’ en ‘in te spelen op de scharniermomenten in het leven van mensen’. Wie wil dat mensen hun gewoonten veranderen, moet ervoor zorgen dat hij klaar staat op de momenten dat ze die sowieso doorbreken: wanneer ze 18 worden, verhuizen of nieuw werk vinden… Had Straatemeier stiekem in mijn PowerPoint gesnuisterd? Zijn laatste aanbeveling was er vrijwel letterlijk in terug te vinden: ‘omarm de onzekerheid’.
Naadloos kon ik overgaan tot een slotoffensief tegen onze nefaste focus op trends: die zijn vaak niet relevant voor de toekomst, hebben de neiging te breken, hebben nooit alleen de verwachte gevolgen (altijd zijn er neveneffecten, reboundeffecten of feedbackloops) en, last but not least, maken ons blind voor wat hetzelfde blijft. Zo kan het dat in enthousiaste door drones, internetshopping en autonome voertuigen beheerste toekomstvisioenen domweg uit het oog verloren wordt dat mensen ook in de toekomst behoefte zullen hebben aan sociaal contact en lichaamsbeweging. Details die er geen zijn.
Tijd voor conclusies. Eén: laat bescheidenheid onze leidraad zijn als we in de toekomst kijken. En twee: laat ons ambitieus zijn als we het hebben over welke toekomst wij eigenlijk willen. Niet de endogene evolutie van de technologie moet de leidraad zijn, wel onze eigen wensen. Byebye almacht van de technocratische elite! Welkom democratisch voluntarisme!
Na deze kreten was ik wel verplicht het woord te geven aan het publiek.
En toen begon het.